Jaap Schot, 5 februari 2004
Grapperhaus stelt dat de vrijheid groeide van 511 tot nu. Klopt, maar dat is de hoeveelheid vrijheden van de gevangenen (der edelen, = in de feodale mensengebruikerij). Echte vrijheid is er alleen voor Robinson Crusoe en voor de ongerangschikten. Vrij zijn is ongelijk aan almachtig zijn. Het paradijs is ‘de natuur’, niet: luilekkerland, niet: de toestand aan het hof. Waar vrijheid is zijn geen bedienden, nee ook geen engelen zoals in de hemelen en ook geen vrouwen die ‘uit liefde dienen’ zoals in de natte dromen van sommigen. Vrije mensen moeten alles doen wat voor hun LEVEN moet (dus: om aan de omgeving te ontwringen wat ze nodig hebben, eten en zo, moet worden gedaan). Soms hoeven ze alleen maar naar de winkel of naar de appelboomgaard. Dat neigt naar luilekkerland. Soms hoeven ze alleen maar een konijn te pakken, dat is al duidelijk een kunstje. En zo voorts.
Vrijheid is absoluut, er is geen relatieve vrijheid. Wie vrij is hoeft niks [van wie dan ook, nee, ook niet langs binnen via opgelopen ambitie en geldingsdrang] en MOET AL HET VOOR HEM NODIGE ZELF DOEN. Tenzij hij nog een baby is en een Moeder hem door die tijd heen helpt. Helpt, want hij wil zelf zo snel mogelijk van die onzelfstandigheid af.
Zo zit dat in elkaar.
De hel, zo Sartre, dat is de op jou betrokken ander waarop jij, als de ramp volledig is, ook nog eens langs binnen betrokken bent. De ander waarop je niet betrokken bent is een bewegend voorwerp, zoals alle dieren van alle andere soorten dan ‘de mens’ dat ook zijn. Er zijn gevaarlijke en ongevaarlijke, overwinnelijke en onoverwinnelijke bewegende voorwerpen. Bij afwezigheid van betrokkenheid is dat de ter zaken doende indeling. Vrij is onbetrokken, maar niet: buiten alle gevaar en onaantastbaar en onoverwinnelijk en soeverein (= zo geacht en geschuwd dat elke weerstand van al wat kan en kon leren uitblijft).
0 reacties