Werkgelegenheid is de aanwezigheid van koopkrachtige vraag

Categorieën: 1973-1986 Docent lerarenopleiding, Rijksuniversiteit Groningen | Archief | Eigen boek (1984-1987) | Opstellen | Uiteenzettingen conceptgroepen
Trefwoorden: eigen boek

Jaap Schot, 4 juli 1985

Werkgelegenheid is: de aanwezigheid van koopkrachtige vraag (naar het totstandbrengen van goederen en diensten). Vraag die niet koopkrachtig is, brengt geen werkgelegenheid. Er is voor vele mensen nog veel nodigs voor hun leven en welzijn, dat niet door hen verkregen kan worden. Dat komt doordat de desbetreffende productiemiddelen, goederen, uitvoeringsrechten- t.a.v.-werkzaamheden en dienstverleningsvaardigheden het eigendom van anderen zijn. Er is dan daardoor nog geen koopkrachtige vraag naar wat ze nodig hebben en dus nog geen werkgelegenheid. Als ze zelf doen wat voor hun leven en welzijn nodig is, dan is dat stropen, stelen, roven, een aanvalsoorlog voeren, hoe dan ook, dan is dat doen of nemen van het nodige: het aantasten van de eigendomsrechten van anderen. Soms zal dat diefstal heten als het privaat eigendom betreft, maar als het neerkomt op het binnenvallen van een land, een staat, heet het een agressieoorlog tegen een soevereine staat. Een gewapende stroom vluchtelingen zou men als een aanvalsleger opvatten, ook als ze zich zouden beperken tot het doen en nemen van wat voor hun leven en welzijn nodig is. Ook als ze zich daarbij niet aan het nodige voor het leven en welzijn van het daar wonende volk zouden vergrijpen, zou men hen zo opvatten. Het daar wonende volk is namelijk niet bezig en niet bereid om zich te beperken tot het voor hun leven en welzijn nodige. Het is daartoe zelfs niet bereid bij het vlak bij zich in de buurt hebben van mensen die het nodige niet hebben, van mensen in nood.
Voor aangepaste vrijwilligers en goedwillenden is er binnen het systeem dan wel wat te doen (hulp verlenen, door van de nood van anderen de eigen koopkrachtige vraag te maken). Dat doen kan ook worden omschreven als het nalaten van iets, en wel van het bezitten van die geofferde koopkracht. Bezitten in de betekenis van : het onthouden aan het gebruik (c.q. verbruik) door anderen. Het rechtstreeks geld geven aan de arme anderen maakt van die armen kwalitatief gelijken, namelijk: koopkrachtige vragers. Zo rechtstreeks die koopkracht, die macht uit handen geven, is niet gebruikelijk, het zou het systeem breken. Het systeem is dat van het gevangen houden der mensen binnen hun eigen bezit en buiten het bezit van anderen. Dat systeem is de oorzaak van het bestaan van mensen die niet genomen hebben wat ze nodig hadden: dat nemen werd hen door de het bezit verdedigende gewapenden (politie en militairen) verhinderd. Binnen het systeem van bezitten houdt iedereen naar de mate van zijn bezit anderen buiten staat te nemen wat ze nodig hebben. De ander kan slechts aan wat hij nodig heeft komen door kunstjes te doen voor de bezitters, die dat voor hem nodige hebben (bezitten). Deze stand en gang van zaken in de wereld wordt gehandhaafd door onopgemerkte, onuitgesproken, maar door iedereen gekende manieren van doen. Met name door het verkrijgen van geld te koppelen aan het verrichten van arbeid. Arbeid in de verengde betekenis van: het uitvoeren van bevelen van koopkrachtigen, van tijdgenoten in hun functie van soeverein, als “Koning Klant“.
Die bevelen zijn voor zeker het overgrote deel opdrachten tot het doen van onnodige kunstjes: soms tot het doen van nodigs gekoppeld aan onnodigs: b.v. het aanmaken van modieuze nodige spullen, het streven naar het verpakken van het nodige in ‘fraai’, ‘verrassend’, ‘lekker’, ‘mooi’, ‘nieuw’, ‘smaakvol’, ‘leuk’ e.d..
De nood van de armen komt niet voort uit hun luiheid of uit natuurrampen, voor natuurrampen zouden ze wegvluchten en als ze op hun vlucht in niet-bezeten bewoonbaar gebied zouden komen, zou er geen armoe zijn.
Wat men ‘luiheid’ noemt is niet meer dan de in de natuur gegeven rem op het doen van onnodigs; wat men voor eigen leven en welzijn moet doen, behoort te doen, dat wil men wel. De armoe van de armen komt ook niet van nature voort uit hun onkunde, het is de scholing die ons onkundig tot zelfverzorging maakte. Zelfverzorging is hier bedoeld, anders dan via het (zogenaamd ruilend in arbeidsdeling) verlenen van specialistische diensten aan (= het doen van onnodige kunstjes op bevel van) anderen.
Armoe komt van bezit. Het grote aantal der op aarde aanwezige mensen, wat men de overbevolking noemt, is slechts een factor van het vermenigvuldigingsproduct “dat alles om ons heen, ook het nodige, reeds iemands bezit is . Het aantal der aanwezigen alleen zou nu zelfs nog voor geen mens een ramp zijn, als niet het bezitten door allen werd gepractiseerd, het bezitten in de door Veblen beschreven vorm van: vertonend aan het gebruik/verbruik van/door anderen onthouden: ‘conspicuous consumption’.
Machtsvertoon, gemengd met of als achterkant van angst voor armoe, angst voor het niet hebben. Niet slechts begeerte ook de angst om kwijt te raken doet streven naar bezit en brengt wie heeft ertoe het bezitten tot iets heiligs, ja, tot HET heilige te maken.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This