Jaap Schot, 28 maart 1985
Ik stel vast: ik ben een lichaam en ik ben bewust.
Ik ben een robot annex computer, als ik niet oppas en het aan mijn omgeving overlaat, vast te stellen wat ik ben.
Een robot zodra, zolang en in zoverre ik aan anderen gehoorzaam als lichaam, doe wat anderen van mij afdwingen.
Ik ben een computer zodra, zolang en in zoverre ik mijn bewustzijn door anderen laat vullen. Dat vullen van mijn bewustzijn door anderen gebeurt rechtstreeks als ik met hen praat. Het kan ook onrechtstreeks (indirect) gebeuren:
- via mijn verleden, als ik mij herinner wat ze mij vertelden of bevalen, wat ze mij als informatie of instructie meegaven, of
- via de media als ik de producten van hun bewustzijnsindustrie consumeer.
Onderdeel van dat wat de anderen van mij maakten en doen voortbestaan, is mijn maatschappelijke rol. Oftewel, ‘mijn’ instructies voor het deelnemen aan de maatschappij. Die instructies houden in dat ik, met mijn tijdgenoten in wedstrijd, mijn best moet doen om mijn begaafdheden te ontplooien ten dienste van de koopkrachtige anderen.
Wat kan ik?
Ik kan een mens zijn, een individu, in plaats van wat ik als robot met computer ben, als ik het laat bij de bovenbeschreven stand en gang van zaken.
Ik ben als mens
- een kennend subject, en geen informatieverwerker.
- een initiërend en ondernemend subject en geen gebruiks- of zelfs verbruiksartikel van mijn soortgenoten/ tijdgenoten. Dat geldt onafhankelijk van de wijze waarop die soortgenoten/ tijdgenoten optreden. Openlijk als slavenhouders of vermomd als ‘naaste’, pratend over burgerlijke vrijheden en democratie.
Een menselijk individu is geen wedijvermachine. Zoals de enkeling in de civilisatie – die zijn instructies voor in de maatschappij gehoorzaamt – dat wel is. Dat gehoorzamen wordt met geld beloond. Dat wil niet veel meer zeggen dan dat het beloond wordt met ‘met rust laten’. Met, naar de mate van de hoeveelheid geld die hij verdiend heeft, ‘de betrokkene niet lastig vallen’ als hij neemt (‘koopt’) wat hij nodig heeft of begeert. Dat mogen kopen is het loon.
Gezien het feit dat ook het voor ons leven en welzijn nodige, door anderen als hun bezit wordt opgevat en verdedigd, zijn wij allen voor die tijd die wij moeten dienen voor het daardoor voor ons nodige geld, gevangenen van onze tijdgenoten.
Deze gevangenschap is centraal in ons leven.
Ons doen en laten, is zonder deze gevangenschap – die het onderwerp van de economie is – niet te verstaan. Het feit dat wij bijna allen bezitters zijn en de gevangenschap dus wederkerig is en alleen de grootte en uitrusting van de cellen verschillen, maakt ons nog niet vrij. Het gevangenhouden zal ook als wederkerig wangedrag niet goedgekeurd kunnen worden.
Hoe te leven in deze gevangenis?
In mijn boek leg ik uit hoe ik tot het durven inzien van de bovenbeschreven situatie kwam. En wat mijn oplossing is voor het leven in wederkerige gevangenschap, terwijl ik vrij wil zijn en vrij wil laten wie vrij wil zijn. Ik wil geen heer zijn en geen knecht. Ik wil niet over mij laten heersen en ik wil niet knechten. Mijn protest tegen het verschijnsel heersen, wil ik ook niet laten afkopen door troostend consumeren. Of door ‘goedmakende’, compenserende liefdadigheid – ook niet door een verzorgingsstaat.
Mijn ‘oplossing’ is: wie zich beperkt tot het consumeren, en werken voor, het voor zijn leven en welzijn nodige, draagt niet bij tot het bestaan en voortbestaan en zo bestaan van de wereld. Het is mogelijk te leven vanuit het wild. Wie dat doet, is onschuldig en heeft zich niet laten vernederen, want hij heeft niet deelgenomen aan de strijd om de heerschappij.
Deze oplossing kost: de luxe, en ook het gevoel dat je met alle anderen – al je tijdgenoten/ soortgenoten samen – een eenheid vormt.
Om misverstand te voorkomen, deze opmerking wordt gemaakt aan gene zijde van het vijanddenken dat de bewustzijnsindustrie in de consumenten brengt. Daar gaat het hier niet om. Ik spreek van wat er gebeurt met iemand die ervoor kiest mens te zijn. Niet over wat het betekent uit alle IETSen te treden. Dat uittreden moet een lezer die dit wil begrijpen, al gedaan hebben.
In een beeld: ik heb het over wat het betekent de stad te verlaten. Het verlaten van het huis moet de lezer al gedaan hebben.
0 reacties