Natuur, cultuur, civilisatie

Categorieën: 2000, 1 januari – 2004, 31 december | Archief
Trefwoorden: civilisatie | gebruiksvee | geredigeerd | onderscheiden

Jaap Schot, 23 januari 2002

Ik ben natuur. Zo begint iedereen. Ieder kind wordt als dier geboren. Vrij, ongerangschikt, buiten alle wetten. Zonder enige opdracht of bevel, zonder enig doel, zonder een plaats in welk kader dan ook. Kijk maar.

Voor elk kind dat geboren wordt, geldt

“Het is hun wereld, niet de mijne”

Nee, dat geldt niet, dat is waar!
Wat echt gegeven is, dat is de aarde.

De wereld is hun nachtmerrieachtige verzameling illusies waarin ze elkaar, en zichzelf, gevangen houden. Voordat de nieuwkomer dat kan denken, wordt hem een begrippenapparatuur aangeleerd, waarin het zeer moeilijk is dat te denken.
Meestal, soms, heel zelden, worden orthodox joods-christelijke concepten, zoals ‘de wereld’, ook aangeleerd. Als bovendien sport en luxeconsumptie buiten zijn ervaring blijven, dan is er kans op dat hij later natuur, cultuur en civilisatie van elkaar kan onderscheiden.

In mijn concrete geval:

  • Aanvankelijk – geweest, en nog – is onderscheiden gelijk aan: er anders bij voelen. Zin en tegenzin, vertrouwd en vreemd, eigen en ‘van buiten’, hulp en dwang, vanzelfsprekend en kunstmatig.
  • Pas later komt het onderscheidend bespreken. En merkwaardig genoeg,
  • nog later het duidelijk benoemen. Dat benoemen maakt het onderscheiden sterker, bewuster, meta-bespreekbaar.

Natuur laat vrij, cultuur dwingt af

Van natuur dient gesproken te worden als het besteden van de eigen txaenz, het enige txaenzbesteden is. Dit bestaat uit het doen van wat gedaan moet worden om te voorzien in het eigen nodige dat men zelf ‘in zich’ waarneemt – als honger, trek, dorst, slaap, of iets dergelijks.
De overblijvende txaenz wordt zonder doel of buitenbesturing zelf besteed. Geïnvesteerd zelfs, in leren bijvoorbeeld. Of vormloos verdaan zonder dat anderen zich daar mee bemoeien, een oordeel over hebben en uitspreken, of zo.
Samen leven: want samen is veiliger en sterker in een ecosysteem, dat geen couveuse, en veranderlijk is.

Van cultuur dient gesproken te worden als,

  • zowel de manieren om te voorzien in het nodige dat genomen of gedaan moet worden,
  • als de manieren om de overblijvende txaenz te besteden,

door overgeleverde vormen voor iedereen bepaald worden onder dwang van de anderen.
Voor wat straks, later, veel later soms, weer nodig zal blijken, moet nu gezorgd worden. Landbouw en veeteelt, het bouwen van onderkomens. Nestelen, vreemd aan het dier dat de mens is. Een dier dat evenmin nestelt als de paarden.

Cultuur is onnatuur, ja tegennatuur

De cultuur vindt de concepten ‘ongedierte’ en ‘onkruid’ uit.
De culturen verschillen zeer van elkaar in de wijze waarop ze hun overtollige txaenz verdoen. Iedereen is in staat die ‘wijzen van verdoen’ van andere culturen als onzinnig en inhoudloos en zelfs belachelijk en schadelijk te herkennen. Voor de ‘eigen’ cultuur heeft men dan meestal een blinde vlek.

Civilisatie door overbevolking en strijd

Civilisatie komt er pas als de overbevolking van de aarde (de bereikbare, bewoonbare grondoppervlakken) een feit is, en het ene volk met die ene cultuur, dat andere volk met die andere cultuur, bestrijdt, overwint, berooft en in slavernij houdt: gevangen houdt en als gebruiksvee houdt.

Mensen die andere mensen houden als gebruiksvee,
dat is CIVILISATIE.

Daarin zijn de lezer en ik geboren (= geworpen) en getogen. In die civilisatie zijn we

  1. geconditioneerd à la Skinner, en
  2. voorzien van een fout (in dit geval: het bestaande, propagerend) begrippensysteem. Daarin worden vooral ook natuur, cultuur en civilisatie verward door ze onder één noemer te brengen. Dat gebeurt als het niet langer mogelijk is ze onbesproken te laten.

Het staat, en stond, mij niet aan als een stuk gebruiksvee gehouden te worden. Het hele gedrag staat mij niet aan. Ook niet als het niet mij, maar anderen betreft.
Er is geen enkele vorm waarin het mij wel aanstaat. En er zijn duizenden vormen. En ieder van die vormen staat mij evenzeer niet aan.

Als ik dus bijvoorbeeld een opstel schrijf tegen datumfeesten, dan grijp ik aan op die vorm. Zonder dat ik ‘denk’ dat die vorm nu iets bijzonders is.
In datumfeesten zien we de zachte terreur aan het werk.
In de bestrijding van winkeldiefstal of het neerschieten van plunderaars de harde (gewone) terreur. Met name, de geïnstitutionaliseerde, in onderscheid van de niet-geïnstitutionaliseerde terreur. Daarvan zijn kapingen en ‘torens neerhalen’ recente voorbeelden.

Civilisaties zijn, en waren, nooit samenlevingen. Vechtende legers zijn niet samen aan het vechten. Mensen – en, mensengroepen – in concurrentie en competitie, zijn niet samen aan het leven.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categorieën in Jaap’s teksten

Share This