Toen ik onlangs Jaap’s opstel “Beschaving en civilisatie” onder de aandacht wilde brengen, bemerkte ik dat alleen al de tekst op ‘mijn wegwijzer’ de lezer kan doen struikelen.
Daarom heb ik nu de voetnoten 1, 2 en 3 toegevoegd.
In die voetnoten maak ik aanvullende opmerkingen over de begrippen van Jaap, die nogal kunnen verschillen van de begrippen van de lezer. Tussen de regels door, spreek ik vooral de hoop uit dat de welwillende lezer niettemin de wegwijzers naar zijn teksten zal volgen.
— Jan Schot, 25 september 2024
Natuurlijk, een mening is iets wat alle mensen over alles hebben; hierin ben jij helemaal niet beter dan anderen. Maar men moet zijn vertrouwen niet stellen in mensen met een mening, maar in mensen met kennis. Men moet niet meer vertrouwen hechten aan mening dan aan waarheid, maar daarentegen juist meer aan waarheid dan aan mening.
Gorgias – Het woord is een machtig heerser; blz. 50
Bovenstaand citaat uit een redevoering van Gorgias (ca. 480-376 vC), is heden ten dage nog immer “actueel”. Wat voor dat tekstgedeelte van die Oude Griek geldt, geldt ook voor menige tekst van Jaap.
Met de trits feiten-meningen-leugens * in gedachten, stel ik dat het hem erom ging te wijzen op feiten, het ontmaskeren van leugens; kortom, het melden van waarheid. Dat Jaap weinig moest hebben van meningen, is een thema dat in meerdere opstellen terugkeert.
Stapeling van wegwijzers
De titel van deze blog laat zich als volgt verklaren: als tekstbezorger, wijs ik op de intellectuele nalatenschap van mijn oom. Ik plaats als het ware wegwijzers naar zijn teksten
1
. Die teksten zijn op hun beurt ook weer wegwijzers. Door Jaap heel nadrukkelijk bedoeld als wegwijzers naar “het onderwerp”.
Die wegwijzers staan, als we even bij de beeldspraak blijven, ergens in een landschap. Bij de geplaatste wegwijzers is het goed mogelijk dat de lezer in het omringende landschap – binnen de tekst als geheel – toch meningen denkt te zien. Dat is volstrekt onbelangrijk. Het gaat niet om het gebied dat je moet doorkruisen om bij het aangewezen onderwerp aan te komen, maar uitdrukkelijk om de bestemming zelf: het aangewezen onderwerp. Daar aangekomen, dien je het onderwerp zelfstandig te doordenken. Niet ter zake doet, of je het eens of oneens, bent met de schrijver. In “Nee, geen namen” schrijft Jaap:
De wegwijzer-teksten houd ik niet geheim. Laat die teksten genoeg zijn!
Het is niet aan de lezer de herkomst van die wegwijzers te onderzoeken.
Het is aan de lezer zich al of niet te laten wijzen.
Te gaan of niet te gaan, in de aangewezen richting, naar het – op het bord, op de wegwijzer – genoemde onderwerp. En daar al of niet KENNIS TE NEMEN.
Alleen daar, bij het gegeven onderwerp kan de lezer kennen. Kennis verkrijgen, nemen. Zelf!
Het gesprokene – of zoals op deze website, het geschrevene – is puur tekst. Die tekst gaat over het onderwerp, het BEsprokene. Om het eenvoudig te zeggen: als je kennis van Parijs wilt nemen, dan gaat dat niet door een tekst over Parijs tot je te nemen. Die tekst is slechts een wegwijzer naar Parijs en je zult er zelf naar toe moeten gaan, als je Parijs wilt leren kennen. In “Inleiding eigen boek” wordt het zo geformuleerd:
Het gesprokene is niet het onderwerp. Want wat er gesproken wordt, is behalve van het onderwerp, ook afhankelijk van – of zo men wil, mede een product van – het begrippenapparaat van de spreker 2 en van de spreekbeelden en denkbeelden die hij gebruikt. Of beter, die zijn brein gebruikt. De spreker valt als mens namelijk niet samen met zijn brein.
Uiteraard kan de onwelwillende lezer
**
de geschreven tekst aanvallen. De “woordvechter” kan, zoals tegenwoordig maar al te vaak gebeurt, ook een nog ernstiger retorische truc toepassen: het aanvallen van de schrijver zelf.
Het moge duidelijk zijn dat ik nu, net als Jaap destijds, op zoek ben naar de welwillende lezer.
3
- Iemand die noch de tekst noch de schrijver aanvalt,
- iemand die oprecht geïnteresseerd is,
- iemand die onderscheid maakt tussen
- Jaap’s teksten, die vaak opgevat dienen te worden als wegwijzers naar onderwerpen,
- en andere teksten.
Waar is die WELWILLENDE LEZER?
*) Deze trits ontleen ik aan de Amerikaanse historica Deborah Lipstadt.
**) In meerdere schrijfsels van Jaap komt de onwelwillende lezer ter sprake, bijvoorbeeld in “Onvrijheid”:
Ik schrijf vaak ‘menigeen’ omdat ik niet ‘men’ wil schrijven, omdat men daar altijd tegen argumenteren kan: “niet iedereen”. Eigenlijk zou ik van deze polemische ondertoon af willen. De lezer kan toch wel begrijpen, opmerken en geloven, dat ik best inzie dat ik de wereldbevolking niet restloos heb onderzocht. Zo kan toch geen zinnig mens zijn opmerkingen bedoelen, ik dus ook niet. Dit is de onwelwillende lezer, die als dag- en nachtmerriefiguur uit mijn verleden, in mijn ziel achtergebleven, rondspookt tijdens mijn uitschrijven.
1) Zo wordt mijn bedoeling toch tweeledig. Ik wil namelijk ook laten zien hoe Jaap dat onderwerp onder woorden brengt. Anders gezegd, ik wil – geheel in de geest van Jaap – zijn begrippenapparaat in actie tonen. Dat begrippenapparaat wijkt hier en daar nogal af van – wat ik gemakshalve maar even benoem als – ‘het gemiddelde taalgebruik’. Jaap heeft vele jaren aan zijn begrippenapparaat gesleuteld, zijn taal gelouterd, onderscheidingen aangebracht die voor hem van belang waren. Zo ontstond niet zomaar een ‘eigen taaltje’ of idiolect, maar een geheel eigen ‘gereedschapskist voor het denken’.
2) Wat voor ‘het gesprokene’ geldt, geldt ook voor ‘het geschrevene’. Volstrekt oninteressant is of de lezer dezelfde begrippen hanteert, dezelfde onderscheidingen maakt, als Jaap. Het gaat om het zelfstandig doordenken van het onderwerp. Kun je daarbij Jaap’s begrippenapparaat gebruiken? Mooi! Zo niet, even ‘goede vrienden’.
3) De onwelwillende lezer was voor Jaap zo’n spookbeeld dat hij pas na zijn dood wilde publiceren. Hij had namelijk helemaal geen zin om in een mijnenveld terecht te komen. Ik heb daar ook geen zin in.
zeker interessant…maar ik merk dat ik meer het type ben dat na al die wegwijzers het gevoel krijgt dat het tijd wordt voor het echte onderwerp…..